Rubriek 8.722 - Ruimten bestemd voor meting en beproeving

8.722.0 - Termen en definities

8.722.0.1 - Beproevingsruimte of laboratorium

ruimte die wordt gebruikt voor het doen van onderzoekingen of beproevingen dan wel een daartoe bestemd deel van een ruimte dat duidelijk is afgebakend door middel van afzettingen

8.722.0.2 - Meetopstelling (toelichting)

tijdelijke opstelling voor het uitvoeren van metingen, bestaande uit elektrisch materieel aangesloten op een elektrische voedingsbron

8.722.0.3 - Proefopstelling

tijdelijke opstelling voor beproeving of demonstratie, bestaande uit elektrisch materieel aangesloten op een elektrische voedingsbron

8.722.0.4 - Onbeschermde meet- of proefopstelling (toelichting)

meet- of proefopstelling waarbij niet alle actieve delen zijn voorzien van volledige bescherming

8.722.1 - - in laboratoria (toelichting)

[in voorbereiding]

8.722.2

[in voorbereiding]

8.722.3 - - met verplaatsbare meetinstrumenten

8.722.3.1 - Uitwendige invloeden (toelichting)

In aanvulling op het bepaalde in 512.2 met betrekking tot de uitwendige invloeden moet in ruimten bestemd voor meting en beproeving met verplaatsbare meetinstrumenten rekening zijn gehouden met het optreden van spanningen op de beschermingsleiding die de metingen kunnen verstoren.

8.722.3.2 - Bescherming tegen indirecte aanraking

8.722.3.2.1 (toelichting)

Elektrische en elektronische instrumenten en hun bijbehoren moeten, indien ze niet van klasse II zijn, deel uitmaken van:

  1. SELV-ketens,
  2. S-ketens of
  3. eindgroepen die zijn aangesloten op aardlekschakelaars met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.

8.722.3.2.2 (toelichting)

Op plaatsen waar contactdozen worden gebruikt voor de aansluiting van elektrische en elektronische instrumenten en hun bijbehoren mag gebruik worden gemaakt van een leiding die de functie van beschermingsleiding en functionele aarding in zich verenigt. Deze leiding moet een weerstand bezitten van ten hoogste 0,1 Ω, gemeten tussen het beschermingscontact van de contactdozen op deze plaatsen en de aardrail of -klem in de schakel- en verdeelinrichting waarop de leiding is aangesloten.

8.722.3.2.3

Indien de leiding genoemd in bepaling 8.722.3.2.2 niet rechtstreeks op de klemmen van de beschermingscontacten van contactdozen kan worden aangesloten moet dit geschieden met een koperen leiding met een nominale kerndoorsnede van ten minste 2,5 mm² en een lengte van ten hoogste 0,2 m.

8.722.3.2.4 (toelichting)

Beschermingscontacten van dicht bij elkaar gemonteerde wandcontactdozen moeten zijn aangesloten door middel van een gemeenschappelijke beschermingsleiding.

8.722.3.2.5 (toelichting)

Op plaatsen waar elektrische en elektronische instrumenten en hun bijbehoren worden gebruikt moeten voldoende als zodanig gemerkte punten voor het aansluiten van de functionele aarding van deze toestellen zijn aangebracht.

8.722.4 - - in onderwijsgebouwen

8.722.4.1 - Uitwendige invloeden (toelichting)

In aanvulling op het bepaalde in 512.2 met betrekking tot de uitwendige invloeden in ruimten bestemd voor meting en beproeving in onderwijsgebouwen moet rekening zijn gehouden met de veiligheid van personen in opleiding bij het uitvoeren van metingen en beproevingen.

8.722.4.2 - Beschermingsmaatregelen

8.722.4.2.1 - Bescherming tegen directe aanraking (toelichting)

8.722.4.2.1.1

Onbeschermde meet- of proefopstellingen met een wisselspanning van ten hoogste 50 V of een gelijkspanning van ten hoogste 120 V zonder rimpel moeten zijn opgenomen in SELV-ketens.

8.722.4.2.1.2

Elke onbeschermde meet- of proefopstelling met een wisselspanning groter dan 50 V of een gelijkspanning groter dan 120 V zonder rimpel moet zijn opgenomen in een afzonderlijke S-keten.
Deze bepaling geldt niet indien gelijktijdig is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de meet- of proefopstellingen zijn opgenomen in één S-keten,
  2. de opstellingen bevinden zich in dezelfde ruimte,
  3. de ruimte heeft een isolerende vloer of isolerende vloerbedekking en
  4. geaarde niet tot de meet- of proefopstellingen behorende metalen gestellen en vreemde geleidende delen zijn tegen toevallige aanraking beschermd.
8.722.4.2.1.3 (toelichting)

Onbeschermde meet- of proefopstellingen met een wisselspanning groter dan 50 V of een gelijkspanning groter dan 120 V zonder rimpel, waarbij zich binnen handbereik vreemde geleidende delen bevinden, moeten zijn beveiligd door een isolatiebewakingstoestel dat de opstelling bij een gestelsluiting in alle fasen of polen scheidt en schakelt.

8.722.4.2.1.4 (toelichting)

Indien om technische of praktische redenen bij wisselspanning niet kan worden voldaan aan het bepaalde in 8.722.4.2.1.2 en 8.722.4.2.1.3 moeten de meet- of proefopstellingen deel uitmaken van eindgroepen die zijn aangesloten op aardlekschakelaars met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.

8.722.4.2.1.5

Indien het toepassen van meet- en hulpapparatuur en de opbouw van de gehele meetopstelling het karakter van de S-keten, zoals bedoeld in bepaling 8.722.4.2.1.2, teniet doet moet de onbeschermde meet- of proefopstelling voldoen aan bepaling 8.722.4.2.1.3 of 8.722.4.2.1.4 en moet de meet- en hulpapparatuur zijn opgenomen in één of meer afzonderlijke S-ketens.

8.722.4.2.1.6 (toelichting)

Indien aantoonbaar om technische of praktische redenen ook niet kan worden voldaan aan het bepaalde in 8.722.4.2.1.4 of 8.722.4.2.1.5 moeten doeltreffende aanvullende maatregelen zijn genomen die een gelijkwaardige veiligheid bieden.

8.722.4.2.2 - Bescherming tegen indirecte aanraking

8.722.4.2.2.1 (toelichting)

Onbeschermde meet- of proefopstellingen mogen niet zijn opgesteld op of aangebracht aan tafels met aanraakbare geleidende constructiedelen. Deze bepaling geldt niet voor onbeschermde meet- of proefopstellingen die deel uitmaken van SELV-ketens.

8.722.4.2.2.2 (toelichting)

Verplaatsbare voedingsbronnen voor de voeding van onbeschermde meet- of proefopstellingen moeten voldoen aan het bepaalde in 413.2.
Deze bepaling geldt niet voor:

  1. voedingsbronnen overeenkomstig het bepaalde in 411.1.2.3;
  2. verrijdbare voedingskasten die uit de aard van hun samenstelling niet draagbaar zijn.
8.722.4.2.2.3 (toelichting)

Metalen gestellen in alle meet- of proefopstellingen, opgenomen in een gelijkstroomketen met een spanning hoger dan 120 V, moeten zijn aangesloten op een lokale vereffeningsleiding.

8.722.4.2.2.4 (toelichting)

Vreemde geleidende delen, die zich binnen handbereik van meet- of proefopstellingen bevinden, moeten met de beschermingsleiding zijn verbonden.
Deze bepaling geldt niet voor meet- of proefopstellingen opgenomen in SELV-ketens.

8.722.4.3 - Scheiden en schakelen

8.722.4.3.1 (toelichting)

Alle meet- of proefopstellingen in een lokaal moeten door één lastscheider overeenkomstig het bepaalde in 537.2 en 537.5 gezamenlijk kunnen worden uitgeschakeld. Het uitschakelen van deze lastscheider moet met doeltreffend aangebrachte noodschakelaars kunnen plaatsvinden.

8.722.4.3.2

In de onmiddellijke nabijheid van een onbeschermde meet- of proefopstelling moet een lastscheider overeenkomstig het bepaalde in 537.2 en 537.5 aanwezig zijn, waarvan de inschakeling slechts met behulp van een sleutel mogelijk is.
Deze bepaling geldt niet voor de vakrichting energietechniek van hoger technisch of technisch wetenschappelijk onderwijs indien toepassing om praktische of technische redenen bezwaarlijk is, mits gelijktijdig aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. iedere voedingsbron moet in de onmiddellijke nabijheid van de opstelling afzonderlijk met een lastscheider overeenkomstig het bepaalde in 537.2 en 537.5 kunnen worden uitgeschakeld en
  2. de inschakeling van de in bepaling 8.722.4.3.1 genoemde lastscheider mag slechts met behulp van een sleutel mogelijk zijn.